Naar niets kijkend kijkt de oude man door het raam. Zijn spiegelbeeld kijkt
terug en ziet een door de tijd getekend gezicht, met diepe groeven die getuigen
van verdriet en leed. Een zeldzame lach kan daar geen verandering in brengen. Het
lange zilvergrijze haar hangt vettig in zijn nek. De waterige ogen zien projecties
uit een ver verleden. De eerste schooldag, de ontmoeting met zijn vrouw tijdens
de plaatselijke kermis, zijn oudste zoon, pas geboren, liggend in zijn armen. Beelden,
helder voor hem, onzichtbaar voor anderen. Een enkele traan loopt langzaam
langs een kanaal van rimpels naar zijn mondhoek, een zoute smaak van
herinneringen achterlatend.
Een vriendelijke verpleegster komt binnen en hij ondergaat gedwee de vernederende
verzorging. Ze ontdoet hem van zijn bevuilde nachtkleding. Ooit zou hij zich
kapot hebben geschaamd als hij zich gedurende zijn slaap bevuild zou hebben. Nu
is het elke dag weer de vraag of de luier het 24 uur volgehouden heeft. De ervaren
handen wassen hem en stoppen hem, niet geheel onzacht, in schone kleren. Eindelijk
een uurtje rust, maar daarna is het voedertijd. Elke keer weer is het een prestatie
van voormaat om zonder knoeien het fijn geprakte voer binnen te krijgen. Als
hij het zelf doet vliegt het eten overal heen, behalve zijn mond in. Dus is er
een voederassistente die, om een grote smeerboel te voorkomen, het
ondefinieerbare goedje bij hem naar binnen lepelt. Omdat zijn mond en tong niet
meer precies doen wat hij wilt, druipt het prakje, tot grote ergernis van de
voedervrouw, regelmatig langs zijn kin weer naar buiten. Dus zit hij
ingewikkeld in een laken zijn warme hap naar binnen te slikken.
Het horrormoment van de dag is aangebroken en men plaatst hem in een hoekje
in de aula. Soms komen er mensen naar hem toe die hem aanspreken met 'Opa',
maar hij kent die mensen helemaal niet. Het wordt pas echt gezellig als die
figuren hun kroost bij hebben. Dan heeft hij binnen een paar tellen een
kloppende hoofdpijn. Maar vandaag komt er niemand, dus brengen ze hem terug
naar zijn kamer. Nu kan hij weer door het raam naar buiten kijken. Kijken naar
mensen die langs lopen, een musje dat, zittend op de vensterbank, even naar
binnen kijkt. Zo wacht hij op de man die hem in zijn bed zal stoppen. Dan gaat
hij zorgeloos slapen, totdat een nieuwe morgen hem wakker roept. Een dag waarop
het allemaal opnieuw begint.
Jan van Oranje
Geen opmerkingen:
Een reactie posten