Meneer van Oranje was schrijver van korte verhaaltjes. Verhaaltjes die
bijna altijd over grote mensen dingen gingen. Verhaaltjes van vaak ook niet
meer dan 400 woorden. En dat valt niet mee hoor, om in 400 woorden te vertellen
wat je te vertellen hebt. Meneer van Oranje las zijn verhaaltjes altijd voor
aan zijn grootste fan, de kanarie Kobus. Als Meneer van Oranje een verhaaltje
klaar had dan ging hij voor het kooitje van Kobus zitten en zei hij steevast
"zo Kobus, ik heb weer een verhaaltje klaar. Luister maar eens". En
Kobus ging dan behaaglijk zitten op zijn stokje om te luisteren naar weer een
verhaal over rare mensen, politieke zaken en andere dingen waar hij eigenlijk
helemaal geen kaas van gegeten had. Kobus viel na een paar zinnen dan ook
steevast in slaap.
Maar vandaag was het anders. Vandaag was het weer sprookjestijd. Dan kwam
er weer een verhaaltje over enge heksen of gemene trollen. Meneer van Oranje
wist namelijk alles over heksen en trollen. Hij zei vaak tegen Kobus dat hij
misschien wel de grootste heksen- en trollenkenner van de hele wereld was. En
de wereld is heel groot, dus moest Meneer van Oranje wel heel erg veel van
heksen en trollen weten. Meneer van Oranje zei vaak tegen Kobus dat hij zelfs
regelmatig heksen persoonlijk had ontmoet. En wie kan dat nou zeggen? Dat zijn
er niet veel. Kobus had zich eigenlijk al een beetje voorbereid op een fijn
middagdutje tijdens een van de saaie verhaaltjes, maar nu stonden zijn oogjes helemaal
open en was hij een en al aandacht. Dit was andere koek. Dit was spannend. Dat
wist Kobus. Meneer van Oranje wist natuurlijk dat Kobus altijd in slaap
sukkelde. Hij snurkte hele bossen om. Maar nu zag hij Kobus heen en weer wippen
en hoorde hij hem blij fluiten. Dus ging Meneer van Oranje er eens lekker voor
zitten, nam nog een slokje koffie en begon te vertellen:
Er was eens, in een land hier ver, heel ver vandaan een heksje. Heksje
Kierewiet was haar naam. Maar de meeste mensen noemden haar gewoon Wietje. En
omdat Meneer van Oranje vond dat hij, als bedenker van het verhaal, alle
rechten had, noemde hij haar ook Wietje. Wietje was een echte heks. Ze had een
bezem waarmee ze kon vliegen, natuurlijk had ze een zwarte kat en ze had altijd
een grote punthoed op haar hoofd. Wietje was ook behoorlijk aan de dikke kant
en droeg altijd zwarte kleren. Op haar bovenlip groeide iets wat op een snor
begon te lijken en op haar neus zat een vette wrat waar twee dikke zwarte haren
uitgroeiden. Wietje was de hele dag bezig met het maken van de meest vreselijk
smakende soepjes. Die maakte ze in een grote ketel, waarin ze, als ze niets
beters te doen had, altijd aan het roeren was. Wietje woonde in een klein
huisje, midden in een eng donker bos. Overal in het huis zaten spinnenwebben,
waarin grote vette, zwarte spinnen zaten, die gemeen naar Wietje en haar kat
keken. Niet gek, als je weet dat het lievelingsgerecht van Wietje bestond uit
schimmelbrood met spinnenkoppen.
Maar af en toe had Wietje trek in iets anders. Iets waar meer smaak aan zat
en wat haar honger beter zou stillen. En op zulke dagen ging Wietje op pad. Ze
trok dan het donkere bos in op zoek naar verdwaalde kindertjes. Er waren er
altijd wel een paar die niet deden luisteren naar hun ouders en die op eigen houtje
het bos introkken. De ergste gingen van de paden af en verdwaalden. En die
waren het lekkerst, wist Wietje uit ervaring. Want de angst maakte hun vlees
sappig. Vandaag was zo'n dag dat Wietje honger had als een reus. Ze trok haar
heksenlaarzen aan, van die hoge met veters, stapte op haar bezem en ging op
kinderjacht. Ze vloog en vloog tot ze in de verte een kindje hoorde huilen.
Wietje daalde af, verstopte haar heksenbezem achter een dikke boom en ging op
zoek naar het huilende kindje. Als snel zag ze hem zitten. "Mooi"
dacht ze "het is een lekkere vette". Ze ging naar het jongetje toe en
zei dat hij niet meer hoefde te huilen. Zij zou hem wel helpen om terug thuis
te komen. Het jongetje, dat Tim heette, droogde zijn tranen en keek Wietje
dankbaar aan. Hij was wel een beetje bang voor de heks, want Wietje was nou
niet direct moeders mooiste. Maar hij was banger om alleen te blijven. Dus
pakte hij snel haar uitgestoken hand en dwong zichzelf om niet naar de lange
vuile nagels te kijken. "Misschien heeft ze wel in de tuin gewerkt"
dacht hij "Mama heeft dan ook altijd van die vieze handen". Wietje
liep met Tim naar de plek waar ze haar bezem had laten staan. Dat vond Tim wel
spannend, een echte vliegende bezem. Omdat zowel Heksje Wietje als Tim niet tot
de meest lichte behoorden, had het bezempje wat moeite om van de grond te
komen. Maar uiteindelijk kwamen ze een paar meter los en gingen ze op weg naar
het smerige heksenhuisje van Heksje Wietje.
Bij het huisje aangekomen duwde Wietje de kleine Tim snel naar binnen toe
en deed de deur op slot. Toen ze Tim een beetje verbaast zag kijken, zei ze
snel dat de deur op slot moest omdat anders de kat weg zou lopen. In
werkelijkheid wilde ze natuurlijk voorkomen dat Tim de benen zou nemen. Ze
pakte een stoel voor Tim, waar ze even flink een dikke laag stof van af blies
en gaf hem een toverdrankje, zodat hij snel in slaap zou vallen. Tim had een
enorme dorst en dronk het wat vreemd smakende drankje gretig op. Al snel voelde
hij zijn ogen zwaar worden en viel hij in een diepe, diepe slaap. Wietje zag
hem knikkebollen en begon de bouillon, waarin ze Tim zou gaar koken, aan de
kook te brengen in haar grote zwarte ketel. Ze stookte het vuur hoog op, zodat
de bouillon snel op kookpunt was. Wietje had een schreeuwhonger en die moest
gestild worden. En als het even kon, zo snel mogelijk. Ze ging naar Tim en trok
hem al zijn kleren uit. Die zouden de smaak toch alleen maar verpesten, wist
ze. Vervolgens pakte ze een groot scheermes en scheerde zijn hele kop kaal.
Anders had ze straks steeds haartjes in haar mond en dat vond ze smerig. Toen
Tim gereed was, pakte ze hem op en propte hem in de ketel met kokende bouillon.
"Oh ja, dit gaat heerlijk worden" lachte ze met de meest gemene lach
die ooit in het bos geklonken had.
Meneer van Oranje stopte even met vertellen, want hij had van al dat praten
dorst gekregen. Hij ging naar zijn keukentje en maakte een tweede bakje koffie
voor zichzelf en een bakje met water voor Kobus. Kobus zag hem aankomen en was
vol spanning naar het vervolg van het verhaal. Hij was ook best een beetje
trots op zijn baasje. Tenslotte kunnen niet veel mensen zeggen dat heksen tot
hun persoonlijke kennissenkring behoren. Meneer van Oranje gaf Kobus zijn vers
bakje met water en ging daarna zitten aan de eettafel. Hij nam net een slokje
van zijn koffie toen er hard op de deur werd geklopt. Meneer van Oranje stond
een beetje mopperend op, want hij vond het nooit leuk om midden in een verhaal
gestoord te worden. Nog voor Meneer van Oranje bij de deur was, vloog deze als
vanzelf open. In de deuropening stond één van de mooiste vrouwen die Meneer van
Oranje ooit had gezien. Het leek wel een prinses, maar dan een mooie prinses.
Niet zo'n lelijke die je de laatste tijd op televisie voorbij ziet komen. De
mooie dame had blond haar, dat net te zien was onder haar capuchon, een bezem
onder haar arm en een witte Perzische kater, die haar been de hele tijd
kopjes gaf. Meneer van Oranje stond met open mond de dame aan te staren. En
Kobus hield spontaan op met fluiten.
"U bent Meneer van Oranje?" vroeg de mooie dame. Meneer van
Oranje kon alleen maar bevestigend knikken. Hij vertrouwde namelijk niet
helemaal op zijn stem. "Dat is dan heel mooi" zei de mooie dame.
"Mijn naam is Wietje. Maar de mensen noemen mij ook wel Heksje Kierewiet.
Maar dan alleen achter mijn rug. Ik wil u laten weten dat ik het een beetje zat
ben dat u zoveel onzin over mij vertelt. Uw zogenaamde heksenverhalen, die
slaan werkelijk nergens op." Meneer van Oranje wist even niets terug te
zeggen. Hij werd zelfs een beetje bang. "Ga toch weg jij, ga toch alsjeblieft
weg" riep hij angstig. Kobus, die eerst totaal niet begreep waarom zijn
baasje zich zo vreemd gedroeg, had ineens door wat er aan de hand was. Zijn
baasje wist helemaal niets over heksen. Hij had het allemaal verzonnen. En nu
was deze heks boos geworden op Meneer van Oranje. Deze heks was ook helemaal
niet lelijk, maar juist erg mooi. De heks ging niet weg, maar ging naast Meneer
van Oranje zitten. "Gezellig toch Meneer van Oranje, zo met zijn tweetjes?
Maar genoeg gezelligheid, het is tijd voor een serieus gesprekje".
"Hoe komt u erbij om de kinderen wijs te maken dat heksen slecht zijn
en lelijk? En dat ik spinnenkoppen eet of, nog erger, kleine verdwaalde
kindertjes. Ik sta helemaal niet de hele dag in een grote ketel te roeren en ik
heb ook geen grote zwarte kater. Ik ben meer een Perzenmens. Dus als u het niet
erg vindt, wil ik dat nooit meer in één van uw verhaaltjes terug lezen".
Om Meneer van Oranje nog een beetje extra te pesten veranderde Heksje Kierewiet
de neus van Meneer van Oranje in een dikke worst. Meneer van Oranje kon wel
huilen van ellende. "Alsjeblieft mevrouw Wietje, ik bedoel het helemaal niet slecht. Ik
wilde alleen een leuk sprookje schrijven. Laat mij niet zo door het leven gaan,
met een worst aan mijn neus." Heksje Kierewiet proestte van het lachen,
want ze had in haar hele lange heksenleven nog nooit zo'n bang iemand gezien.
"Meneer van Oranje, ik wil die worst gerust van uw neus halen," zei het
heksje. "maar dan wil ik wel dat u beloofd nooit meer van dergelijke onzin
over heksen zal vertellen. En als de worst weg is en ik merk dat u weer met die
fantasieverhalen begint, verander ik u in de dikste pad die u ooit gezien hebt".
Meneer van Oranje stotterde en snotterde dat hij dat beloofde. Heksje Kierewiet
stond op, tikte even tegen de worst en daar was de neus van Meneer van Oranje
al weer terug. Tevreden lachend gooide ze in een goede bui wat toverpoeder over
Kobus de kanarie, ondertussen een krachtige toverspreuk mompelend: "Iesewiesewassewem,
vanaf nu ben jij goed bij stem". Ze opende het kooitje en keek nog een
keer quasi boos naar Meneer van Oranje, die angstig in elkaar kroop. Bang dat
hij was om veranderd te worden in een dikke pad. Want die waarschuwing nam hij
heel serieus. Dat was al eens gebeurd met de huidige koning van het land, koning
Willem, dus hij wist dat het mogelijk was. Heksje Kierewiet deed echter niets.
Ze liep naar buiten, stapte op haar bezem en vloog weg.
Kobus kroop ondertussen uit zijn kooitje en rekte zich eens even lekker
helemaal uit. Hij fladderde naar beneden en ging op de tafel zitten, vlak bij
zijn baasje. Meneer van Oranje zat nog steeds te bibberen van angst. "Tja
baas, en nu?" vroeg Kobus aan Meneer van Oranje. De mond van Meneer van
Oranje viel open van verbazing. "Kobus…….. jij kunt praten?" vroeg
hij dan ook verbijsterd. "Hoe kan dat nou?" Meneer van Oranje begreep
er allemaal niets meer van. Kobus vertelde hem dat de heks, buiten het zicht
van Meneer van Oranje, hem een stem gegeven had. "Ik heb eens nagedacht,"
zei Kobus, "misschien moet je het toch maar gewoon bij je korte
verhaaltjes houden. En ja, ik val dan meestal in slaap. Maar dat geeft toch
niet? Je weet dan in ieder geval dat je niet in een dikke pad wordt
veranderd", Meneer van Oranje streek eens over zijn kin, dat deed hij
altijd als hij diep moest nadenken. Na een paar minuten zei hij "Kobus, ik
denk dat ik jouw idee een goed idee vind. Vanaf nu alleen nog maar korte
verhaaltjes". En zo kwam het dat Meneer van Oranje, tot in lengte van
dagen, korte verhaaltjes schrijft. En Heksje Kierewiet? Die lag lui achterover
in haar huisje in het bos. Ze zag het allemaal tevreden aan door haar glazen
bol, ondertussen kluivend aan een vers kinderboutje.
Jan van Oranje