In de kamer naast mij doet de vrouw haar best om haar longen beetje bij
beetje naar buiten te roggelen. In de andere kamer schreeuwt een man van ver in
de negentig elke paar minuten om zijn moeder. Ik heb al twintig keer geroepen
dat de kans groot is dat zijn moeder even niet in de gelegenheid is om hem te
horen, maar dat helpt geen zak.
Twee deuren verder ligt een vrouw die moet overgeven. Het lukt haar niet.
Ze doet echt haar best, want al plaats ik drie kussens op mijn hoofd, ik blijf
haar horen. Het klinkt als een mannetjes hert in de bronstijd. Maar dan heel
hard. Ik heb mijn deur openstaan en kan vanaf mijn bed in de kamer aan de
overkant kijken. Daar doet een oud baasje zijn best om zijn urine in een
plasfles te krijgen. Tevergeefs. Hij had net zo goed meteen tegen de muur op
kunnen piesen. Had minder rommel gegeven. Schuin aan de overkant trekken zigeuners
in de kamer. Eén van hen schijnt iets te mankeren. De rest is decoratie. Het is
meteen een kabaal van jewelste. Het overstemt zelfs de braakneigingen van de
dame verderop. En dat is heel knap. Het wachten is nu op een kampvuur midden in
de kamer en een spontane flamenco.
Ik lig nu al 72 uur in bed en mag er op het gevaar van dood neervallen niet
uit. Uit pure verveling probeer ik hoe ver ik op mijn linker zij kan draaien
voordat ik gewurgd wordt door de zuurstofslang. Dan probeer ik dezelfde truc op
mijn rechter zij. Kijken hoe lang ik de pijn kan verdragen van een naald die in
mijn rechterarm zit, met als enig doel het plaatsen van een infuus, wat nooit
gebeurt. Noodgedwongen lig ik op mijn rug, als ware ik van plan het oudste
beroep ter wereld in het ziekenhuis te introduceren. Mijn verdere tijdverdrijf
bestaat uit het raden wat voor eten ik voor mijn neus heb. Vandaag is het vis. Ik
ruik het meer dan ik het visueel herken, omdat de geur die mij tegemoet komt mij
direct doet denken van een ex-vriendinnetje uit een ver verleden. Ze rook op
bepaalde plekken naar de zee. Een sterk vervuilde zee.
Het mopperen van mijn vrouw, het niet luisteren van de kinderen, een
kanarie die zijn kop maar niet kan houden, ellende op tv, het klinkt ineens als
het paradijs op aarde.
Jan van Oranje