Het is ergens eind jaren 80, als ik onderweg ben in mijn functie als chauffeur
van een groothandel in tabak en zoetwaren. Mijn route is steevast ergens in het
zuiden des lands, om daar de bestelde goederen rond te brengen bij winkels en
horeca. Er wordt in die tijd nog flink wat afgepaft, en dat is dan ook te
merken aan de tot de nok toe gevulde Mercedes bestelbus, maar meer nog aan de grote
hoeveelheid adressen.
Het is dus zeker geen kwestie van lekker achterover hangen, maar meer van behoorlijk
aanpoten en voortdurend het gas er flink op, tenminste, als ik voor het donker
thuis wil zijn. Om tijd te winnen heb ik mezelf dan ook aangeleerd om zoveel
mogelijk dozen in één keer te tillen, waardoor ik steevast, balancerend als een
volleert circusartiest, met een hoge toren aan dozen in mijn handen een zaak
binnenkom. Zo ook bij meneer Terlingen, van het bruincafé 'Polderzicht' in de
polder van het mooie Brabantse land. Hier wordt schijnbaar goed doorgerookt,
want met een ernstig belemmerd zicht door een megatoren aan dozen, ga ik,
achteruitlopend, de deur met mijn elleboog openend, het café binnen waarbij ik
meteen op iets ga staan dat heel vervelend onder mijn schoen blijft plakken.
Omdat de eigenaar een grote hond in zijn zaak heeft liggen vrees ik het ergste.
Ik wrijf een beetje heen en weer met mijn voet, maar de plak die onder mijn
schoen zit gaat hierdoor slechts vaster zitten. Om de drek niet nog vaster in het profiel te prakken, hink ik richting
bar, terwijl de dozen hoog boven mij uit torenen, en breek daardoor bijna mijn
nek over de barkrukken. Ik begrijp hierdoor dat ik bij de bar moet zijn aangekomen en
deponeer de bestelling op een leeg plekje, pak de factuur uit mijn kontzak en
mijn portefeuille met wisselgeld uit mijn binnenzak. Meneer
Terlingen, die al een beetje op leeftijd is, komt ondertussen aansloffen,
onderwijl steeds een naam roepend die ik niet kan verstaan.
Terwijl meneer Terlingen vluchtig de bestelling bekijkt, wrijf ik met mijn schoen stiekem over een rand van de bar om zo de harde plak viezigheid onder mijn schoen uit te krijgen. Onder het afrekenen zegt meneer Terlingen terloops: “Kijk zo meteen een beetje uit waar
je loopt chauffeurtje, want Koosje, mijn tamme parkiet, is ergens aan het
wandelen.” Ik kijk naar beneden naar hetgeen onder mijn schoen vandaan is
gekomen en zeg netjes: “Zal ik doen meneer Terlingen.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten