Bewegen is gezond, zegt men.
Dus wandel ik elke ochtend de boulevard in ons dorpje op en neer, wat neer komt
op zo'n 5 kilometer. Geloof me, dat is een klein wonder als je weet dat ik in
oktober van het vorige jaar heel dicht bij mijn ontmoeting met Petrus was. Ik
heb ook wat snorkelspulletjes besteld bij de plaatselijke duikboer en ga samen
met mijn zoon binnenkort visjes kijken. Liever had ik meteen een fles op mijn
rug gegooid om diep te duiken, maar vanwege het drukverschil is me dat
voorlopig verboden door de heren en vrouwen doktoren.
Tijdens mijn dagelijkse wandelingen viel mijn oog regelmatig op de gratis
sport en fitness apparaten die op de boulevard staan. Vanwege het vele publiek
op het strand heb ik deze apparaten altijd met rust gelaten. Dus zat er niets
anders op dan extra vroeg mijn bed uit te gaan als ik publiekloos zou willen
sporten. Dapper ging ik op weg om de basis te leggen voor het lichaam van een
jonge God. Eerst even 2 kilometer wandelen. Nooit kom je om half zeven iemand
tegen, maar bij de fitness apparaten leek het wel of er een excursie was van
een bejaardensoos. Alles bezet. Om half zeven 's ochtends. De volgende dag nog
iets eerder mijn bed uit. Ik moest en zou op zo'n apparaat komen.
Het is zes uur. In de ochtend. Ik was de eerste. Links niemand. Rechts
niemand. Strand geheel verlaten. Ik koos voor de roeimachine. Buiten een
wasbordje, meteen ook spierballen kweken. En dat met uitzicht over zee. Na me
nogmaals ervan verzekerd te hebben dat ik geen publiek had, kroop ik op het apparaat.
Opwarmen? Welnee, dat is voor watjes. Meteen van start als ware het de
Olympische roeiwedstrijden. Halen, trekken…. halen, trekken…. halen, KRAK…. De
pijn schoot van mijn onderrug, naar mijn nek en weer terug. Mijn rug zat vast.
Ik kon niets meer. Daar zat ik, met een lichaam dat niet meer wilde wat ik
graag zou willen, op een roeimachine op de boulevard. Links zag ik de
bejaardenclub al aankomen. En mijn rug zat vast, met pijn, heel veel pijn. Ik
kon mijn benen amper optillen. Dus liet ik mij van het apparaat rollen, kroop
naar een muurtje en kon mezelf daar enigszins ophijsen. Mooi, ik stond weer.
Wel wat scheef, maar ik kreeg mijn rug met geen mogelijkheid recht gebogen
zonder te gaan gillen.
Ik dacht meteen aan twee dingen. Eén, ik moest twee kilometer zien te lopen
om thuis te komen en twee, ik had geen telefoon bij om wie dan ook te bellen.
Dus ging ik maar op weg. Stap voor stap, metertje voor metertje. Na een meter
of 50 moest ik stoppen. Even de pijn laten zakken. Het werd al wat drukker en ik
besloot te doen of ik van het uitzicht aan het genieten was. En weer verder
voor mijn volgende 50 meter. En weer stoppen. Uitzicht bewonderen. Ik kwam
thuis. Hoe? Al sla je me dood. Ik heb die dag zelfs nog gewerkt. Ben op mijn
stoel gaan zitten en er niet meer af gekomen, maar ik was er wel. Zaterdag werd
ik wakker en toen begon de lol. Ik kon mijn bed niet uit. Dus liet ik mij er
maar uitrollen. Via de deurstijl mezelf opgehesen en zo de badkamer in. Ik
bekeek mezelf in de spiegel. Ik leek op Quasimodo, wat ontbrak was de Notre
Dame. Na het douchen kwam de vraag. Hoe kleed je jezelf aan als je niet eens je
voeten op kunt tillen zonder te vergaan van de pijn? Dat moet er heel raar
uitgezien hebben.
Maar goed, aan alles wat leuk is komt een eind. Dus vanochtend toch maar
even naar de eerste hulp gegaan. "Gaat u maar even zitten" zei de
grapjurk achter de balie. Mens, ik kan niet eens normaal lopen zonder
vergeleken te worden met een pinguïn, laat staan zitten. Na 30 minuten mocht ik
bij de dokter komen. Ik mocht mijn mooie billen aan de arts tonen, waarna zij
er een spierverslapper in spoot. Waarom is het altijd een 'zij' die in je
billen moet prikken? Dat moest helpen volgens haar. Niet dus. Ik had nu alleen
buiten pijn in mijn rug, ook pijn in mijn kont. Thuis maar weer een handje vol
pijnstillers genomen.
Morgen wordt ik vijftig. En de eerste de beste die zegt dat je daar niets
van voelt is gek. Stapelgek...
Geen opmerkingen:
Een reactie posten